Logo

Studiegids FHTL

19SWBBP Filosofie

10 ec

voltijd: 48 cu (24 bijeenkomsten)
deeltijd: 32 cu (16 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 4
Ba DRL jaar 4

Wijsbegeerte

de student is in staat de hedendaagse samenleving en de haar constituerende factoren filosofisch te duiden, kritisch te doordenken en te evalueren. In reflectie kent de student ook zichzelf en de waarden waaraan zij of hij zich wil wijden. De student is in staat eigen motivatie te expliciteren.
Met het oog hierop zal in de startbekwaamheidsfase aandacht gegeven worden aan filosofische reflectie in heden en verleden ten aanzien van: hermeneutiek en de vraag naar zin; ethiek en de vrije wil; constituering van de persoon en identiteit.

De student werkt aan een beroepsproduct bestaande uit een bijdrage voor een website en een essay of organiseren gespreksgroep. Zie studiewijzer.

Werkbegeleiding

  • Toepassen: De student maakt onderscheid maken tussen interne en externe kritiek. (15%)
  • Toepassen: De student stemt filosofische reflectie af op verschillende gesprekspartners, dus filosofeert met kinderen en adolescenten, bewoners van de straat, mensen in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld militairen die uitgezonden zijn, mensen in penitentiaire i (15%)
  • Toepassen: De student onderbouwt zijn/haar visie met filosofische argumenten (20%)
  • Synthetiseren (oud): De student interpreteert complexe situaties op basis van filosofische reflectie. (15%)
  • Synthetiseren (oud): De student formuleert wijsgerige vragen aangaande hermeneutiek en interpretatie, goed en kwaad, zin of betekenis, vrije wil en identiteit. (20%)
  • Evalueren: De student ontwikkelt (onderzoeks)vragen op basis van filosofische reflectie. (15%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba GB

  • 1 II c Kennis van filosofische en ethische stromingen, concepten en modellen en esthetische (kunst en cultuur) uitingen van zingeving.
  • 1 III a Kennis van hermeneutische methoden en modellen.
  • 3 a Kennis van reflectie- en intervisiemethoden.
  • 3 a Kennis van reflectie- en intervisiemethoden.

Ba DRL

  • 1.1 Kennis van en inzicht in religie in de diverse wetenschappelijke benaderingen en culturele contexten; zoals Bijbelwetenschappen en systematische theologie, en vakken als godsdienstwijsbegeerte, religiegeschiedenis en godsdienstsociologie.
  • 3.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van de hermeneutische theorieën op zowel schriftelijke teksten als andere (kunst-)uitingen.
  • 4.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van fundamentele vragen over bestaan, ontstaan, tijd-ruimte, eindigheid, leven en diverse vormen van onderscheid tussen al wat is.
  • 4.2 Kennis van, inzicht in en toepassen van verschijnselen die behoren tot de godsdienstfilosofie en culturele antropologie en over analyse en interpretatie van godsdienstfilosofische teksten en argumentaties.
  • 5.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse profielen van ethiek en ethische benadering op maatschappelijke en actuele problematieken.
 

Ba GB

  • A.1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • A.1.a Legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen een specifieke religieuze tradi-tie en de actuele situatie.
  • A.1.b Brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de religieuze en le-vensbeschouwelijke tradities en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie.
  • A.1.e Reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen een specifieke religieuze traditie en de huidige cultuur en samenleving.
  • A.3.d Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • A.4.d Schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw.
  • A.4.f Kiest de juiste communicatie passend bij de doel-groep en maakt daarbij gebruik van informatie- en communicatietechnologie.
  • B.4 Het vermogen om een bijdrage te leveren aan de ontwikke-ling van het beroep en de beroepsmethodiek met gebruik-making van praktijkgericht onderzoek.
  • B.4.b Onderzoekt de eigen beroepspraktijk en/of de voorwaarden voor de eigen beroepsuitoefening en vertaalt de bevindingen in consequenties voor het eigen handelen en dat van andere betrokkenen in deze beroepspraktijk.
  • B.4.c Onderzoekt (veranderingen in) de context van de praktijk waarin hij zijn beroep uitoefent (organisatie, geloofsgemeenschap, wijk), en vertaalt de resultaten in praktische aanbevelingen voor verbetering van die praktijk.

Ba DRL

  • 3.1.5 Zijn professionele handelen uitleggen en verantwoorden.
  • 3.2.5 De leraar weet dat zijn leerlingen de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en
    leren. Hij kan zijn onderwijs afstemmen op die verschillen tussen leerlingen. De leraar kan zijn leerlingen
    duidelijk maken wat de relevantie is van de leerstof voor beroepspraktijk en vervolgonderwijs. Hij kan
    daarbij vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met
    wetenschap en zo bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen.
  • 3.3.B.c De leraar kan onderwijs evalueren en ontwikkelen:
  • 3.3.B.c8 Kritisch reflecteren op zijn eigen pedagogisch-didactisch handelen.

Hermeneutiek en Filosofische ethiek uit de hoofdfase moeten zijn afgerond

Voortgangstoets

na 8 colleges

onvoldoende moet gecompenseerd in beroepsproduct

  • Beroepsproduct
  • Toepassen
  • Synthetiseren (oud)
  • Evalueren

cijfer 1-10

na tien dagen

Verplichte literatuur

  • Verbruggen, A. (2018), Het goede leven en de vrije markt.. (aanschaffen)

Aanbevolen literatuur

  • Arendt H. (), Verantwoordelijkheid en oordeel.
 

 

Toetsmatrijs 2026 - 2027

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Toepassen De student maakt onderscheid maken tussen interne en externe kritiek. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ) (15%)
Toepassen De student stemt filosofische reflectie af op verschillende gesprekspartners, dus filosofeert met kinderen en adolescenten, bewoners van de straat, mensen in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld militairen die uitgezonden zijn, mensen in penitentiaire i (Ba GB: Communicatief competent Ba DRL: Vakdidactisch bekwaam ,Vakinhoudelijk bekwaam ) (15%)
Toepassen De student onderbouwt zijn/haar visie met filosofische argumenten (Ba GB: Hermeneutisch competent Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ) (20%)
Synthetiseren (oud) De student interpreteert complexe situaties op basis van filosofische reflectie. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ,Hermeneutisch competent Ba DRL: Pedagogisch bekwaam ,Professionele basis voor goed leraarschap ) (15%)
Synthetiseren (oud) De student formuleert wijsgerige vragen aangaande hermeneutiek en interpretatie, goed en kwaad, zin of betekenis, vrije wil en identiteit. (Ba GB: Hermeneutisch competent ,Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding Ba DRL: Pedagogisch bekwaam ,Vakdidactisch bekwaam ) (20%)
Evalueren De student ontwikkelt (onderzoeks)vragen op basis van filosofische reflectie. (Ba GB: Competent in professionaliseren Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ) (15%)