Logo

Studiegids FHTL

19SMTBP Moraaltheologie

10 ec

voltijd: 48 cu (24 bijeenkomsten)
deeltijd: 32 cu (16 bijeenkomsten)

Vrije ruimte jaar 1

Moraaltheologie

De collegereeks moraaltheologie bestaat uit drie delen, die gekoppeld zijn aan drie producten: 1. Morele verantwoording van een groepsgesprek 2. Casuïstiek rond individuele begeleiding 3. Onderzoek naar de morele identiteit van de werkplek.
In het eerste deel schrijf je een verantwoording voor een levensbeschouwelijk gesprek met een groep. Je levert een reflectie aan over het verloop van het gesprek met suggesties voor verbeteringen. Dit onderdeel is gekoppeld aan de volgende elementen: morele ervaring, waarde en waarheidsproblematiek, geloof en moraal, theologische fundering en thematieken.
In het tweede deel werk je aan de hand van casuïstiek met betrekking tot individuele begeleiding een verantwoording en reflectie uit ten aanzien van de rol van wet en geweten en van het belang van de morele deugd.
In het derde deel doe je een onderzoek naar een ethische kwestie die speelt binnen de samenleving en hoe er binnen je werkplek mee wordt omgegaan door directie/leidinggevenden en collega’s. Je beschrijft hoe zij argumenteren over deze kwestie en geeft daarover een morele evaluatie. Dit onderdeel is gekoppeld aan morele oordeelsvorming op het terrein van gezondheidsethiek en sociale ethiek, ontwikkeling van kerkelijk denken en de genese en de gelding van morele argumentatie.

De student werkt actief mee in de colleges.
De student levert de drie beroepsproducten op tijd aan (zie beschrijving bij inhoud van het college).

Werkcollege

  • De student heeft kennis van en inzicht in de basisbegrippen, kernproblemen en methoden van de moraaltheologie en kan deze toepassen.
  • De student kan de kennis definiëren en vertellen in eigen woorden.
  • De student toont inzicht door de theoretische onderdelen te onderscheiden, in onderlinge samenhang te brengen en te waarderen.

Vrije ruimte

  • 1.1 Kennis van en inzicht in religie in de diverse wetenschappelijke benaderingen en culturele contexten; zoals Bijbelwetenschappen en systematische theologie, en vakken als godsdienstwijsbegeerte, religiegeschiedenis en godsdienstsociologie.
  • 1.1 Gemeenteopbouw:
    - kerkelijke kaart, systeemtheorie
    - kerkmodellen
    -veranderingsprocessen, leiderschap, conflicthantering, groepsdynamica
    -agogiek, m.n. begeleiden van vrijwilligers
  • 1.2 Pastoraat:
    - conceptuele en methodische kennis van het levensbeschouwelijk gesprek;
    - theorie van gespreksvoering, rituelen in het pastoraat, presentietheorie
    - kennis van stromingen: contextueel pastoraat, bevrijdingspastoraat, levensbeschouwelijke counseling, kerygmatisch pastoraat
  • 2.2 Kennis en inzicht in de geschiedenis, huidige verschijningsvormen en eigen aard van christendom.
  • 2.4 Theologie als ambacht
    - kennis van de theologische disciplines
    - zicht op het eigene van hbo-theologie, met name op de toepasbaarheid van theologische inhouden in de beroepspraktijk
    -kennis en elementaire beheersing van methoden van kwalitatief en kwantitatief (theologisch) onderzoek
    - ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en een onderzoeksattitude die past bij de professionele beroepspraktijk van de hbo-theoloog en het niveau van beroepsmatig handelen dat van hem of haar wordt verwacht.
  • 2.4 Theologie als ambacht
    - kennis van de theologische disciplines
    - zicht op het eigene van hbo-theologie, met name op de toepasbaarheid van theologische inhouden in de beroepspraktijk
    -kennis en elementaire beheersing van methoden van kwalitatief en kwantitatief (theologisch) onderzoek
    - ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en een onderzoeksattitude die past bij de professionele beroepspraktijk van de hbo-theoloog en het niveau van beroepsmatig handelen dat van hem of haar wordt verwacht.
  • 3.1 Kennis van bronteksten van de eigen traditie
    - inleidingsvragen
    - theologie O.T en N.T. c.q. kerkelijke traditie, Koran et cetera,
    - basiskennis van inhoud en genres (o.a. poëzie, profetie, apocalyptiek)
  • 3.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van de hermeneutische theorieën op zowel schriftelijke teksten als andere (kunst-)uitingen.
  • 3.1 Kennis van bronteksten van de eigen traditie
    - inleidingsvragen
    - theologie O.T en N.T. c.q. kerkelijke traditie, Koran et cetera,
    - basiskennis van inhoud en genres (o.a. poëzie, profetie, apocalyptiek)
  • 3.2 Exegetische vaardigheden
    - kennis van verschillende leeswijzen
  • 3.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van de diverse gespreksvormen.
  • 3.4 Geschiedenis van de eigen traditie in context
    - hoofdlijnen van de geschiedenis van de eigen traditie en de hoofdstromingen daarin
    - hoofdlijnen van de Vroege Kerk, het grote schisma, Reformatie en Katholieke Reformatie, Moderne Tijd
    - kennis van kerkorde en regelgevingen in eigen traditie
    - kennis van religieuze ontwikkelingen in verleden en heden in religie en maatschappij; Ontwikkelingen in de samenleving op het terrein van zingeving, spiritualiteit en levensbeschouwing (new age, atheisme, ietsisme, humanisme, individualisering, subjectivering, emancipatie, verzuiling en ontzuiling, pluraliteit en secularisatie).
  • 4.1 Geloofsleer
    - concepten uit de systematische theologie, ontstaan, inhoud, doorwerking .
    - stromingen in de theologie van de twintigste en eenentwintigste eeuw aan de hand van enkele belangrijke theologen
    - kennis van de geschiedenis en de actualiteit van oecumenische beweging en dialoog
    - zicht op de specifieke verhouding van Kerk en Jodendom door de eeuwen heen en in de actualiteit
  • 4.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van fundamentele vragen over bestaan, ontstaan, tijd-ruimte, eindigheid, leven en diverse vormen van onderscheid tussen al wat is.
  • 4.1 Geloofsleer
    - concepten uit de systematische theologie, ontstaan, inhoud, doorwerking .
    - stromingen in de theologie van de twintigste en eenentwintigste eeuw aan de hand van enkele belangrijke theologen
    - kennis van de geschiedenis en de actualiteit van oecumenische beweging en dialoog
    - zicht op de specifieke verhouding van Kerk en Jodendom door de eeuwen heen en in de actualiteit
  • 4.2 Kennis van, inzicht in en toepassen van verschijnselen die behoren tot de godsdienstfilosofie en culturele antropologie en over analyse en interpretatie van godsdienstfilosofische teksten en argumentaties.
  • 4.2 Filosofie
    - kennis van enkele invloedrijke denkers: grondleggers, klassieken en modernen;
    - enkele centrale begrippen van de filosofische ideeën - kennis van de cultureel-maatschappelijke context.
    - modellen van zingeving
  • 4.3 Ethiek
    - levensbeschouwelijke ethiek - wijsgerige ethiek
    - verbinding en grenzen geloof en ethiek, zorgethiek.
    - beroepsethiek: pastoraat en macht, gender, beroepscode
  • 4.3 Kennis van, inzicht in drogredenen; interne en externe validiteit; inductie en deductie; verifiëren en falsificeren.
  • 4.3 Ethiek
    - levensbeschouwelijke ethiek - wijsgerige ethiek
    - verbinding en grenzen geloof en ethiek, zorgethiek.
    - beroepsethiek: pastoraat en macht, gender, beroepscode
  • 4.4 Godsdienstpsychologie
    - functionele en substantiële dimensies van godsdienst en religie
    - levensbeschouwing en spiritualiteit
    - intrinsieke en extrinsieke motivatie
    - psychologische stromingen en godsdienst
    - ervaring en geloof, voorwaarden voor een religieuze ervaring - effecten religieuze ervaring
    - elementaire kennis van psychopathologie en psychosomatische factoren
  • 4.5 Godsdienstsociologie
    - kennis van organisatievormen, godsdienstsociologische theorieën en concepten
  • 5.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse stromingen binnen de descriptieve en normatieve ethiek.
  • 5.1 Hermeneutiek
    - kennis van hermeneutische theorieën en methoden, taaltheorie
    - inzicht in de methodiek van het leggen van verbanden tussen de religieuze traditie en de actuele situatie
  • 5.4 Kennis van, inzicht in en toepassing van de wijze waarop ethiek gestalte krijgt in diverse gebieden.
  • 6.2 Kennis van en inzicht in de ontwikkeling van de concepten uit de christelijke traditie.
  • 6.3 Kennis van en inzicht in de geschiedenis van het christendom. Kennis van methoden van geschiedwetenschap en periodisering.
  • 7.2 Kennis van, inzicht in en toepassing van klassieke en actuele godsdienst-psychologische thema’s in relatie tot de beroepspraktijk.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.
  • 8.4 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse exegetische methoden en herkennen van manieren van tekstlezen.
  • 8.6 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak G/L in zijn context van school en cultuur. Toepassing van daaruit door een bijdrage te kunnen leveren aan de school(organisatie).
  • De student kan als toekomstig geestelijk begeleider dan wel als docent religie/levensbeschouwing op verantwoorde wijze met morele kwesties omgaan, dat wil zeggen de student kan deze verhelderen in het licht van christelijke ervaringen en toepassen op basis van beginselen, bronnen en methoden vanuit de kerkelijke traditie. De student kan deze morele kwesties gestructureerd ter sprake brengen.

Vrije ruimte

    Geen landelijke bekwaamheidseisen of competenties gevonden.

De student dient stage te lopen in jaar 4 (of heeft een andere relevante beroepspraktijk).

Opdrachten

aan de hand van casuïstiek met betrekking tot individuele begeleiding een verantwoording en reflectie geven ten aanzien van de rol van wet en geweten en van het belang van de morele deugd

ter afsluiting van het tweede deel

voldoende of meer zonder bindend advies

  • Onderzoeksverslag
  • Reflectie/Leerverslag
  • Casustoets
  • Onthouden
  • Toepassen
  • Evalueren

cijfer 1-10

15 werkdagen

Verplichte literatuur

  • Flohr, Huub (), kerkelijke documenten . (via docent)
  • Flohr, Huub (2019-2020), ethiek van de menselijke relaties. (portal)
  • Flohr, Huub (2019-2020), Inleiding Moraaltheologie collegescript. (portal)
  • Flohr, Huub (2019-2020), sociale ethiek collegescript. (portal)

Aanbevolen literatuur

  • Pauselijke Raad voor rechtvaardigheid en vrede (2008), Compendium van de Sociale Leer van de kerk. Brussel: Licap, 1ste ongewijzigde herdruk
 

 

Toetsmatrijs 2024 - 2025

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Onthouden De student kan de moraaltheologische uitgangspunten en methoden alsmede de vier sociaalethische basisnormen en de methode van zien, interpreteren en handelen benoemen en omschrijven; probleem ethisch definiëren; rol van het geweten, de betekenis van de m (Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (40%)
Toepassen De student kan de moraaltheologische uitgangspunten en methoden alsmede de sociaalethische basisnormen toepassen op de probleemvelden arbeid en economie, media en communicatie, milieu en ecologie, vrede en veiligheid en menselijke relaties; is in staat o (Ba GB: Communicatief competent ,Competent in samenwerken ,Hermeneutisch competent Ba DRL: Vakdidactisch bekwaam ) (30%)
Evalueren De student kan de verschillende theorieën op de diverse probleemvelden van ethiek inzetten op een verantwoorde wijze; kan zijn/haar beroepsproduct(en) inhoudelijk en qua werkwijze op zijn/haar beurt helder overdragen aan andere studenten rekening houde (Ba GB: Competent in organiseren en innoveren ,Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling Ba DRL: Pedagogisch bekwaam ) (20%)
De student is in staat om in goed Nederlands een gestructureerd verslag te maken van het moreel gesprek én een verantwoording daarvan naar de gesprekspartner(s) waarin tevens de gebruikte bronnen worden aangegeven; laat zien dat hij/zij in staat is om op (Ba GB: Agogisch competent ,Communicatief competent ,Competent in organiseren en innoveren Ba DRL: Pedagogisch bekwaam ) (10%)