Logo

Studiegids FHTL

19HBVO2G Oefenen in de praktijk II Geestelijk begeleider

15 ec

voltijd: 72 cu (36 bijeenkomsten)
deeltijd: 48 cu (24 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 3

Pastorale en liturgische theologie

Oefenen in de Praktijk (OidP) heeft ten doel om de hoofdfasestudenten ervaring te laten opdoen in de praktijk en producten te laten maken die in deze praktijk ingezet kunnen worden.  Met deze producten toont de student de eindkwalificaties aan van de hoofdfase.

Oefenen in de praktijk beslaat 30EC en loopt door twee studiejaren heen, in deze hele periode loop je stage en verzamel je producten voor je portfolio waarmee je aan het einde kan aantonen dat je aan alle eindkwalificaties van de hoofdfase voldoet. In dit proces word je begeleid door een studentcoach die samen met jou de voortgang in de gaten houdt. Je wordt uiteindelijk beoordeeld op je portfolio in een criterium gericht interview.

Wat verwachten we van jou?

Een actieve bijdrage aan de colleges, het maken van de opdrachten en inbreng van casuïstiek uit je stagepraktijk.

We werken aan het maken van de volgende beroepsproducten:
In jaar 2:
* Vieren en rituelen
* Gespreksvoering
* interculturele communicatie
En verder: stageverslag

Training

  • Begrijpen: De student legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen een specifieke religieuze traditie en de actuele situatie.
  • Begrijpen: De student duidt maatschappelijke en culturele processen in het licht van een specifieke religieuze traditie.
  • Begrijpen: De student heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen.
  • Begrijpen: De student heeft inzicht in menselijk gedrag, psychologische en geestelijke processen met specifieke aandacht voor de verhouding tot het transcendente.
  • Toepassen: De student toont de volgende kernkwaliteiten: levensbeschouwelijk sensitief; integer en authentiek; enthousiast en overtuigend; communicatief en samenwerkend; verantwoordelijk; reflexief ten aanzien van eigen (geloofs)aannames.
  • Toepassen: De student toont relativeringsvermogen en kent zijn grenzen.
  • Toepassen: De student gaat op een professionele en oplossingsgerichte wijze om met weerstanden; durft te confronteren en te corrigeren, verzoent en stimuleert.
  • Toepassen: De student geeft evenwichtig en op een authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze vorm aan zijn professionele identiteit.
  • Toepassen: De student is in staat een dialoog te voeren waarbij eigen standpunten en beslissingen overtuigend en met enthousiasme onder woorden kunnen worden gebracht en toont hierbij respect voor de ander.
  • Toepassen: De student schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw.
  • Toepassen: De student faciliteert een leeromgeving of geeft leeractiviteiten vorm ten behoeve van leer- en vormingsprocessen met religieuze en/of levensbeschouwelijke thema’s.
  • Toepassen: De student hanteert het onderscheid tussen een gewoon gesprek, hulpverlening en geestelijke begeleiding/pastoraat.
  • Toepassen: De student kan zorg dragen voor de organisatorische zaken die samenhangen met het werken in of vanuit een (kerkelijke) organisatie, instelling en ook in meer dynamische contexten waaronder in vrijgevestigde praktijken.
  • Toepassen: De student levert een proactieve en ondernemende bijdrage aan de structurele aspecten van de organisatie, met aandacht en zorg voor personeel, betrokken vrijwilligers, financiën en voorzieningen.
  • Toepassen: De student draagt constructief en loyaal-kritisch bij aan het formuleren en behalen van gemeenschappelijke doelen in organisaties en samenwerkingsverbanden en stimuleert hierbij (voor zover van toepassing) de identiteit van de organisatie.
  • Toepassen: De student brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de religieuze en levensbeschouwelijke tradities en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie.
  • Toepassen: De student kan samen werken met collega’s en andere betrokkenen of doelgroepen, zowel binnen als buiten de (kerkelijke of levensbeschouwelijke) organisatie.
  • Toepassen: De student bevordert brede samenwerking, zowel met professionals als met vrijwilligers, en werkt in teamverband.
  • Toepassen: De student kan individuen (professionals en vrijwilligers), groepen, (geloofs)gemeenschappen en organisaties dienstbaar leiden en begeleiden op religieus en/of levensbeschouwelijk gebied, gericht op doelen die samenhangen met identiteit.
  • Toepassen: De student draagt verantwoordelijkheid voor en geeft transparant, integer en dienstbaar leiding aan geloofs-en zingevingsprocessen bij individuen en groepen.
  • Toepassen: De student kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep en de beroepsmethodiek met gebruikmaking van praktijkgericht onderzoek.
  • Toepassen: De student is zich bewust van de voorbeeldfunctie die een leider heeft en handelt hier ook naar.
  • Toepassen: De student kan enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang verhelderen en verbinden en op basis daa
  • Analyseren: De student reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen een specifieke religieuze traditie en de huidige cultuur en samenleving.
  • Analyseren: De student verbindt op reflectieve wijze religieuze en/of levensbeschouwelijke gemeenschappen met de ontwikkelingen in de samenleving en zet hen waar nodig aan tot actie.
  • Synthetiseren (oud): De student kiest de juiste communicatie passend bij de doelgroep en maakt daarbij gebruik van informatie- en communicatietechnologie.
  • Synthetiseren (oud): De student formuleert passende gebeden en rituele/liturgische teksten.
  • Synthetiseren (oud): De student onderzoekt (veranderingen in) de context van de praktijk waarin hij zijn beroep uitoefent (organisatie, geloofsgemeenschap, wijk), en vertaalt de resultaten in praktische aanbevelingen voor verbetering van die praktijk.
  • Synthetiseren (oud): De student herkent en hanteert grenzen binnen het eigen professionele handelen, weet de professionele balans tussen afstand en nabijheid te behouden en kan op basis van eigen analyse waar nodig passend verwijzen naar derden.
  • Synthetiseren (oud): De student hanteert verschillende pastorale gesprekstechnieken gericht op geestelijke begeleiding en stelt adequate diagnoses.
  • Synthetiseren (oud): De student schept in een minder geïnstitutionaliseerde of snel veranderende omgeving zelf waar nodig kaders voor de organisatie van het eigen werk (financiën, voorzieningen, relatiebeheer).
  • Synthetiseren (oud): De student levert een actieve bijdrage aan (vernieuwings-)projecten door het doen van praktijkgericht onderzoek naar aanleiding van gesignaleerde vragen of knelpunten, door het vertalen van de resultaten daarvan in praktische aanbevelingen, en door het (i
  • Synthetiseren (oud): De student heeft een eigen visie op het beroep, op basis van theologische inzichten, eigen levensovertuiging en ervaringen in de beroepsuitoefening.
  • Synthetiseren (oud): De student onderzoekt de eigen beroepspraktijk en/of de voorwaarden voor de eigen beroepsuitoefening en vertaalt de bevindingen in consequenties voor het eigen handelen en dat van andere betrokkenen in deze beroepspraktijk.
  • Evalueren: De student is in staat kritisch te reflecteren op religieuze tradities of stromingen, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten.
  • Evalueren: De student reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • Evalueren: De student stelt evaluatiecriteria op en reflecteert regelmatig op product en proces van uitvoering, daarbij gebruik makend van de feedback van hen die begeleid wor-den en andere betrokkenen.

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba GB

  • 1 I a Kennis van de centrale religieuze en levensbeschouwelijke bronnen uit de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt en kennis van (exegetische) methoden om deze bronnen te ontsluiten
  • 1 III c Kennis van methoden voor het bespreken van ethische dilemma’s (bv. moreel beraad).
  • 2 b Kennis van groepsdynamica.
  • 2 c Kennis van didactiek en godsdienstpedagogiek.
  • 3 a Kennis van reflectie- en intervisiemethoden.
  • 3 b Kennis van vormen, methoden en praktijken van spirituele vorming met het oog op de eigen spirituele ontwikkeling.
  • 3 c Kennis van studievaardigheden en leerstijlen.
  • 4 a Kennis van basisprincipes van communicatie, in het bijzonder van interculturele en levensbeschouwelijke communicatie en interreligieuze dialoog.
  • 4 b Kennis van rituelen, symbolen en vormen van vieringen.
  • 5 a Kennis van methoden en stromingen van pastorale / geestelijke begeleiding (incl. levensbeschouwelijke coaching).
  • 5 b Kennis van gesprekstechnieken.
  • 6 a Kennis van organisatorische en beleidsmatige aspecten en structuren van kerkelijke en ideële organisaties (inclusief vrijwilligersmanagement).
  • 6 b Kennis van projectmanagement en/of kwaliteitsmanagement en/of veranderkunde.
  • 6 c Kennis van religieus en levensbeschouwelijk ondernemerschap.
  • 7 a Kennis van de sociale kaart van het werkveld (kerk, burgerlijke gemeente en sociale instanties) en van netwerkbeheer.
  • 7 b Kennis van aspecten van samenwerking en interactie.
  • 8 a Kennis van diverse stijlen van en rollen in leiderschap.
  • 9 b Kennis van de beroepsidentiteit van de hbo-theoloog.
  • 9 c Kennis van beroepsethiek.
 

Ba GB

  • A.1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • A.1.a Legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen een specifieke religieuze tradi-tie en de actuele situatie.
  • A.1.b Brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de religieuze en le-vensbeschouwelijke tradities en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie.
  • A.1.c Duidt maatschappelijke en culturele processen in het licht van een specifieke religieuze traditie.
  • A.1.d Heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen.
  • A.1.e Reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen een specifieke religieuze traditie en de huidige cultuur en samenleving.
  • A.2.b Stelt evaluatiecriteria op en reflecteert regelmatig op product en proces van uitvoering, daarbij gebruik makend van de feedback van hen die begeleid wor-den en andere betrokkenen.
  • A.2.d Faciliteert een leeromgeving of geeft leeractivitei-ten vorm ten behoeve van leer- en vormingspro-cessen met religieuze en/of levensbeschouwelijke thema’s.
  • A.2.e Verbindt op reflectieve wijze religieuze en/of le-vensbeschouwelijke gemeenschappen met de ontwikkelingen in de samenleving en zet hen waar nodig aan tot actie.
  • A.2.f Gaat op een professionele en oplossingsgerichte wijze om met weerstanden; durft te confronteren en te corrigeren, verzoent en stimuleert.
  • A.3.a

    Toont de volgende kernkwaliteiten:

    • levensbeschouwelijk sensitief
    • integer en authentiek
    • enthousiast en overtuigend
    • communicatief en samenwerkend
    • verantwoordelijk
    • reflexief ten aanzien van eigen (geloofs)aannames
  • A.3.b Is in staat kritisch te reflecteren op religieuze tra-dities of stromingen, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten.
  • A.3.c Geeft evenwichtig en op een authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze vorm aan zijn profes-sionele identiteit.
  • A.3.d Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • A.3.e Toont relativeringsvermogen en kent zijn grenzen.
  • A.4.c Is in staat een dialoog te voeren waarbij eigen standpunten en beslissingen overtuigend en met enthousiasme onder woorden kunnen worden gebracht en toont hierbij respect voor de ander.
  • A.4.d Schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw.
  • A.4.e Formuleert passende gebeden en rituele/liturgische teksten.
  • A.4.f Kiest de juiste communicatie passend bij de doel-groep en maakt daarbij gebruik van informatie- en communicatietechnologie.
  • A.5 Het vermogen om mensen, individueel en groepsgewijs, vanuit een contextuele optiek en op hermeneutisch verantwoorde wijze te ondersteunen in het omgaan met religieuze en levensvragen in zeer uiteenlopende situaties.
  • A.5.a Hanteert het onderscheid tussen een gewoon ge-sprek, hulpverlening en geestelijke begeleiding/pastoraat.
  • A.5.c Hanteert verschillende pastorale gesprekstechnieken gericht op geestelijke begeleiding en stelt adequate diagnoses.
  • A.5.d Herkent en hanteert grenzen binnen het eigen pro-fessionele handelen, weet de professionele balans tussen afstand en nabijheid te behouden en kan op basis van eigen analyse waar nodig passend verwij-zen naar derden.
  • A.5.e Heeft inzicht in menselijk gedrag, psychologische en geestelijke processen met specifieke aandacht voor de verhouding tot het transcendente.
  • B.1 Het vermogen om zorg te dragen voor de organisatorische zaken die samenhangen met het werken in of vanuit een (kerkelijke) organisatie, instelling en ook in meer dynamische contexten waaronder in vrijgevestigde praktijken.
  • B.1.a Levert een proactieve en ondernemende bijdrage aan de structurele aspecten van de organisatie, met aandacht en zorg voor personeel, betrokken vrijwilli-gers, financiën en voorzieningen.
  • B.1.b Schept in een minder geïnstitutionaliseerde of snel veranderende omgeving zelf waar nodig kaders voor de organisatie van het eigen werk (financiën, voorzieningen, relatiebeheer).
  • B.1.c Draagt constructief en loyaal-kritisch bij aan het formuleren en behalen van gemeenschappelijke doelen in organisaties en samenwerkingsverbanden en stimuleert hierbij (voor zover van toepassing) de identiteit van de organisatie.
  • B.1.d Levert een actieve bijdrage aan (vernieuwings-)pro-jecten door het doen van praktijkgericht onderzoek naar aanleiding van gesignaleerde vragen of knel-punten, door het vertalen van de resultaten daarvan in praktische aanbevelingen, en door het (initiëren van) de implementatie daarvan.
  • B.2 Het vermogen om samen te werken met collega’s en andere betrokkenen of doelgroepen, zowel binnen als buiten de (kerkelijke of levensbeschouwelijke) organisatie.
  • B.2.a Bevordert brede samenwerking, zowel met professionals als met vrijwilligers, en werkt in teamverband.
  • B.3 Het vermogen om individuen (professionals en vrijwilligers), groepen, (geloofs)gemeenschappen en organisaties dienstbaar te leiden en te begeleiden op religieus en/of levensbeschouwelijk gebied, gericht op doelen die samenhangen met identiteit.
  • B.3.a Draagt verantwoordelijkheid voor en geeft transparant, integer en dienstbaar leiding aan geloofs-en zingevingsprocessen bij individuen en groepen.
  • B.3.b Is zich bewust van de voorbeeldfunctie die een leider heeft en handelt hier ook naar.
  • B.4 Het vermogen om een bijdrage te leveren aan de ontwikke-ling van het beroep en de beroepsmethodiek met gebruik-making van praktijkgericht onderzoek.
  • B.4.a Heeft een eigen visie op het beroep, op basis van theologische inzichten, eigen levensovertuiging en ervaringen in de beroepsuitoefening.
  • B.4.b Onderzoekt de eigen beroepspraktijk en/of de voorwaarden voor de eigen beroepsuitoefening en vertaalt de bevindingen in consequenties voor het eigen handelen en dat van andere betrokkenen in deze beroepspraktijk.
  • B.4.c Onderzoekt (veranderingen in) de context van de praktijk waarin hij zijn beroep uitoefent (organisatie, geloofsgemeenschap, wijk), en vertaalt de resultaten in praktische aanbevelingen voor verbetering van die praktijk.

KMDP uit de propedeuse moet zijn behaald

Opdrachten

Beroepsproducten met verantwoording (adhv STARRT)
Stageverslag
Overall reflectie

Verspreid over de periodes

  • Portfolioassessment
  • Begrijpen
  • Toepassen
  • Analyseren
  • Synthetiseren (oud)
  • Evalueren

woordbeoordeling

10 werkdagen

Verplichte literatuur

  • Berkvens-Stevelinck, C. (2007), Vrije rituelen. Vorm geven aan het leven. Zoetermeer: Meinema (aanschaffen)
  • Dries, M & Van Endt-Meijling, M (2018), Met nieuwe ogen. Bussum: Coutinho, Vijfde geheel herziene druk (aanschaffen)
  • Geenen, M.-J. (2018), Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Coutinho, 2e herziene druk (aanschaffen)
  • Smit, J. (2013), Tot de kern komen . Kok, 4de druk (aanschaffen)

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2026 - 2027

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Begrijpen De student legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen een specifieke religieuze traditie en de actuele situatie. (Ba GB: Hermeneutisch competent ) (0%)
Begrijpen De student duidt maatschappelijke en culturele processen in het licht van een specifieke religieuze traditie. (Ba GB: Hermeneutisch competent ) (0%)
Begrijpen De student heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen. (Ba GB: Hermeneutisch competent ) (0%)
Begrijpen De student heeft inzicht in menselijk gedrag, psychologische en geestelijke processen met specifieke aandacht voor de verhouding tot het transcendente. (Ba GB: Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding ) (0%)
Toepassen De student toont de volgende kernkwaliteiten: levensbeschouwelijk sensitief; integer en authentiek; enthousiast en overtuigend; communicatief en samenwerkend; verantwoordelijk; reflexief ten aanzien van eigen (geloofs)aannames. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ) (0%)
Toepassen De student toont relativeringsvermogen en kent zijn grenzen. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ) (0%)
Toepassen De student gaat op een professionele en oplossingsgerichte wijze om met weerstanden; durft te confronteren en te corrigeren, verzoent en stimuleert. (Ba GB: Agogisch competent ) (0%)
Toepassen De student geeft evenwichtig en op een authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze vorm aan zijn professionele identiteit. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ) (0%)
Toepassen De student is in staat een dialoog te voeren waarbij eigen standpunten en beslissingen overtuigend en met enthousiasme onder woorden kunnen worden gebracht en toont hierbij respect voor de ander. (Ba GB: Communicatief competent ) (0%)
Toepassen De student schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw. (Ba GB: Communicatief competent ) (0%)
Toepassen De student faciliteert een leeromgeving of geeft leeractiviteiten vorm ten behoeve van leer- en vormingsprocessen met religieuze en/of levensbeschouwelijke thema’s. (Ba GB: Agogisch competent ) (0%)
Toepassen De student hanteert het onderscheid tussen een gewoon gesprek, hulpverlening en geestelijke begeleiding/pastoraat. (Ba GB: Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding ) (0%)
Toepassen De student kan zorg dragen voor de organisatorische zaken die samenhangen met het werken in of vanuit een (kerkelijke) organisatie, instelling en ook in meer dynamische contexten waaronder in vrijgevestigde praktijken. (Ba GB: Competent in organiseren en innoveren ) (0%)
Toepassen De student levert een proactieve en ondernemende bijdrage aan de structurele aspecten van de organisatie, met aandacht en zorg voor personeel, betrokken vrijwilligers, financiën en voorzieningen. (Ba GB: Competent in organiseren en innoveren ) (0%)
Toepassen De student draagt constructief en loyaal-kritisch bij aan het formuleren en behalen van gemeenschappelijke doelen in organisaties en samenwerkingsverbanden en stimuleert hierbij (voor zover van toepassing) de identiteit van de organisatie. (Ba GB: Competent in organiseren en innoveren ) (0%)
Toepassen De student brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de religieuze en levensbeschouwelijke tradities en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie. (Ba GB: Hermeneutisch competent ) (0%)
Toepassen De student kan samen werken met collega’s en andere betrokkenen of doelgroepen, zowel binnen als buiten de (kerkelijke of levensbeschouwelijke) organisatie. (Ba GB: Competent in samenwerken ) (0%)
Toepassen De student bevordert brede samenwerking, zowel met professionals als met vrijwilligers, en werkt in teamverband. (Ba GB: Competent in samenwerken ) (0%)
Toepassen De student kan individuen (professionals en vrijwilligers), groepen, (geloofs)gemeenschappen en organisaties dienstbaar leiden en begeleiden op religieus en/of levensbeschouwelijk gebied, gericht op doelen die samenhangen met identiteit. (Ba GB: Competent in leidinggeven ) (0%)
Toepassen De student draagt verantwoordelijkheid voor en geeft transparant, integer en dienstbaar leiding aan geloofs-en zingevingsprocessen bij individuen en groepen. (Ba GB: Competent in leidinggeven ) (0%)
Toepassen De student kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep en de beroepsmethodiek met gebruikmaking van praktijkgericht onderzoek. (Ba GB: Competent in professionaliseren ) (0%)
Toepassen De student is zich bewust van de voorbeeldfunctie die een leider heeft en handelt hier ook naar. (Ba GB: Competent in leidinggeven ) (0%)
Toepassen De student kan enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang verhelderen en verbinden en op basis daa (Ba GB: Hermeneutisch competent ) (0%)
Analyseren De student reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen een specifieke religieuze traditie en de huidige cultuur en samenleving. (Ba GB: Hermeneutisch competent ) (0%)
Analyseren De student verbindt op reflectieve wijze religieuze en/of levensbeschouwelijke gemeenschappen met de ontwikkelingen in de samenleving en zet hen waar nodig aan tot actie. (Ba GB: Agogisch competent ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student kiest de juiste communicatie passend bij de doelgroep en maakt daarbij gebruik van informatie- en communicatietechnologie. (Ba GB: Communicatief competent ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student formuleert passende gebeden en rituele/liturgische teksten. (Ba GB: Communicatief competent ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student onderzoekt (veranderingen in) de context van de praktijk waarin hij zijn beroep uitoefent (organisatie, geloofsgemeenschap, wijk), en vertaalt de resultaten in praktische aanbevelingen voor verbetering van die praktijk. (Ba GB: Competent in professionaliseren ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student herkent en hanteert grenzen binnen het eigen professionele handelen, weet de professionele balans tussen afstand en nabijheid te behouden en kan op basis van eigen analyse waar nodig passend verwijzen naar derden. (Ba GB: Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student hanteert verschillende pastorale gesprekstechnieken gericht op geestelijke begeleiding en stelt adequate diagnoses. (Ba GB: Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student schept in een minder geïnstitutionaliseerde of snel veranderende omgeving zelf waar nodig kaders voor de organisatie van het eigen werk (financiën, voorzieningen, relatiebeheer). (Ba GB: Competent in organiseren en innoveren ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student levert een actieve bijdrage aan (vernieuwings-)projecten door het doen van praktijkgericht onderzoek naar aanleiding van gesignaleerde vragen of knelpunten, door het vertalen van de resultaten daarvan in praktische aanbevelingen, en door het (i (Ba GB: Competent in organiseren en innoveren ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student heeft een eigen visie op het beroep, op basis van theologische inzichten, eigen levensovertuiging en ervaringen in de beroepsuitoefening. (Ba GB: Competent in professionaliseren ) (0%)
Synthetiseren (oud) De student onderzoekt de eigen beroepspraktijk en/of de voorwaarden voor de eigen beroepsuitoefening en vertaalt de bevindingen in consequenties voor het eigen handelen en dat van andere betrokkenen in deze beroepspraktijk. (Ba GB: Competent in professionaliseren ) (0%)
Evalueren De student is in staat kritisch te reflecteren op religieuze tradities of stromingen, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ) (0%)
Evalueren De student reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling. (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ) (0%)
Evalueren De student stelt evaluatiecriteria op en reflecteert regelmatig op product en proces van uitvoering, daarbij gebruik makend van de feedback van hen die begeleid wor-den en andere betrokkenen. (Ba GB: Agogisch competent ) (0%)